dinsdag 11 juni 2013

Zomervakantie

 “Vakantie” twitterde Ivo op donderdag 23 mei kort nadat hij zijn laatste VMBO-examen  had gemaakt. Hij was er vrij zeker van dat hij geslaagd was en, okee, hij moest nog een keer naar school om zijn boeken in te leveren en natuurlijk ook om zijn diploma op te halen, maar de MBO-opleiding van zijn keuze zou pas op maandag 26 augustus beginnen. Ruim drie maanden zomervakantie. Drie maanden!

Denk je eens in, 16 jaar en drie maanden niks doen. Met de huidige jeugdwerkloosheid liggen ook de vakantiebaantjes niet voor het oprapen en met je vrienden een weekje naar Lloret de Mar of Renesse is leuk, maar thuis wacht weer die lange zomervakantie. Een periode van uitslapen, rondhangen en eindeloos relaxen breekt aan.

Het is vreemd dat naarmate kinderen ouder worden hun zomervakanties steeds langer worden. Op de basisschool krijgen ze zes weken en, in het voortgezet onderwijs zelfs zeven. Op papier dan, want op veel scholen is de laatste toetsweek vaak al twee weken voor het officiële begin van de vakantie. Afhankelijk van de regionale vakantiespreiding heeft een leerling die VMBO-examen doet zelfs iets meer of iets minder dan drie maanden vakantie. Drie maanden lang is de leerling dus niet in beeld als leerling. Niet bij het VMBO en ook niet bij het MBO.

In die drie maanden kan er een hoop gebeuren. Het merendeel van de leerlingen slaagt voor het examen en vervolgt na die lange zomervakantie zijn schoolcarrière op de HAVO of in het MBO. Maar er zijn ook leerlingen die in de zomervakantie 18 worden en die geen zin meer hebben in school, er zijn leerlingen waarvan in de zomervakantie hun vader of moeder overlijdt, leerlingen die een ongeluk krijgen, leerlingen die op het laatste moment toch besluiten een andere studierichting te kiezen, leerlingen die het opeens allemaal niet zien zitten, leerlingen die zich op drie verschillende ROC’s hebben ingeschreven en ook leerlingen die zich ondanks de inspanningen van hun mentor en decaan nog in het geheel niet hebben aangemeld voor een vervolgopleiding.

Die lange zomervakantie levert dus altijd een aantal voortijdig schoolverlaters op en op het Ministerie noemt men dit verschijnsel het Zomerlek.

In de regio ’s-Hertogenbosch proberen we dit zomerlek te dichten met het programma VSV-manager. Het is een eenvoudig systeem dat de professionals van het VMBO en het MBO bij elkaar heeft gebracht. De decanen van 12 VMBO’s voeren allemaal de zelfde administratie. Ze wijzen sommige leerlingen aan als risicoleerling en er zijn twee brugwachters die samen met leerplicht meekijken en actie ondernemen als dat nodig is.

Het zomerlek zal nooit helemaal gedicht worden en het is ook nooit helemaal te voorkomen dat leerlingen een verkeerde studiekeuze maken. Uitvallers op het MBO zullen er altijd blijven en daarvoor hebben we op het Koning Willem I College gelukkig de Succesklas.

Natuurlijk heeft iedere regio zijn eigen systeem of project en dat is prima. Waar het bij de overstap VMBO-MBO uiteindelijk om draait is een regionale betrokkenheid en een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid.


Ik wens iedereen een fijne zomervakantie!

Mijn column "zomervakantie" verscheen op de website www.aanvalopschooluitval.nl van het Ministerie van OC en W.

woensdag 5 juni 2013

Het kantoor

Mijn vader had vijf jaar als schoolmeester in de Haagse Moerwijk gewerkt toen hij in 1962 een baan als hoofd ener lagere school, aanvaardde. Hij was pas 26 maar toch al bovenmeester zoals ze in het dorp zeiden. Bij de functie hoorde ook een mooie woning die hij huurde van de kerk en in dit huis bracht ik mijn jeugd door. Op de begane grond bevond zich behalve de woonkamer en de keuken ook een aparte kamer voor mijn vader. Wij noemden deze ruimte statig “het kantoor” en ik was er iedere dag wel even. Onze telefoon stond er, zo’n bakelieten met draaischijf, maar ik kwam er ook om naar de boeken van mijn vader te kijken, of om stiekem een dropje te gappen uit het bovenste bureaulaatje.

Mijn vader werkte eigenlijk altijd. Overdag maakte hij lange dagen op school en ’s-avonds, als hij geen vergadering of ouderavond had, werkte hij thuis in zijn kantoor of gewoon in de woonkamer waar hij eens per maand met zijn adjunct handmatig de salarisadministratie deed en zelf de loonstrookjes schreef. Van een scheiding tussen werk en privé had hij geen weet in die tijd en dus kwamen ieder voorjaar alle ouders van alle zesdeklassers bij hem op kantoor. Mijn vader was geen schoolmeester met een rode pen maar vooral een stimulator en motivator. Die oudergesprekken vond hij broodnodig. Hij deed er alles aan om te zorgen dat “zijn” leerlingen doorleerden en als een meisje de capaciteiten had voor de Havo of zelfs het Atheneum maar de ouders vonden de huishoudschool in het dorp goed genoeg dan volgde er een stevig gesprek. Die gesprekken konden nog wel eens uitlopen en bij gebrek aan een wachtkamer moesten de volgende ouders dan plaatsnemen in de woonkamer waar mijn zus koffie inschonk en ik het gesprek op gang hield. Als puber vind je zoiets natuurlijk vreselijk en op een avond tijdens de maaltijd vertelde ik mijn vader dat het maar eens afgelopen moest zijn met die oudergesprekken. Mijn vader ging door met de gesprekken al voerde hij ze niet langer thuis maar op school en hij deed dat tot zijn pensioen in 1997. In de flat waar hij na zijn pensioen met mijn moeder ging wonen had hij grenzend aan de woonkamer toch weer zijn eigen kantoortje en een schoolmeester is hij altijd gebleven. 

Mijn vader overleed plotseling op 15 mei. Hij is 77 jaar geworden.